Vrijdag en dus tijd voor een nieuwe weekvraag. Het antwoord op de vraag van vorige week had A moeten zijn: Er zou een scheidsrechtersbal moeten worden toegekend als er direct een doelrijpe kans zou ontstaan, er een doelpunt gescoord zou worden of als de bal bij de tegenstander terecht zou zijn gekomen. Nu er geen aanleiding is om dus een scheidsrechtersbal toe te kennen, is er sprake van het twee keer spelen van de bal met de hand door de doelverdediger (binnen het strafschopgebied). Hiervoor moet een indirecte vrije schop worden toegekend op de plaats waar de doelverdediger de bal voor de tweede keer met de hand speelde. Dit is waar hij hem opraapte.
Nieuwsgierig naar eerdere vragen en antwoorden? Klik hier.
Spelregelvraag van de Week (29 mei 2020)
Een aanvaller is bij de aanval van zijn team in de doelnetruimte terecht gekomen. Als hij ziet dat een medespeler de bal op het doel gaat schieten, roept hij luid naar een tegenstander: ”Laat gaan die bal. Is voor mij”. De bal gaat in het doel. Wat zal de scheidsrechter beslissen?
A. Hij kent het doelpunt niet toe, want de aanvaller die in de netruimte staat, misleid zijn tegenstander verbaal gedurende het spel. Hij toont hem de gele kaart voor onsportief gedrag en hervat het spel met een indirecte vrije schop.
B. Hij kent het doelpunt toe, want de aanvaller staat niet in het speelveld en mag stil staan in de netruimte.
C. Hij kent het doelpunt toe, want het roepen wordt niet beschouwd als ingrijpen in het spel.
D. Hij kent het doelpunt niet toe, want de aanvaller die in de netruimte staat, misleidt zijn tegenstander verbaal gedurende het spel en hervat het spel met een scheidsrechtersbal.
Wat is volgens jou het juiste antwoord?